25 jaar Werk aan het Water: Marianne Wolfs ‘Er moet evenwicht zijn. Dus wel een paar brasems, niet te veel brasems; van alles een beetje.’

Als je de naam Marianne Wolfs noemt bij het Waterschap Zuiderzeeland roept iedereen: ‘O ja, die van de vissen!’ Logisch, bevestigt Marianne, want ze doet veel met vissen. Maar ze doet veel meer. Ze is bijvoorbeeld ook betrokken bij de bestrijding van planten en dieren die niet oorspronkelijk in Nederland voorkomen en hier schade aanrichten. 

Voluit is ecoloog Marianne Wolfs bij het waterschap ‘adviseur waterkwaliteit en ecologie’. Die zaken hangen nauw met elkaar samen. Waar de waterkwaliteit goed is, zijn bijvoorbeeld veel vissen en andersom. Niet alle dieren en planten zijn gewenst. Planten en dieren die vanuit een ander land hier in Nederland terecht kwamen, verdringen soms de oorspronkelijke soorten. Dat is niet goed voor de biodiversiteit. Bovendien groeien sommige van die waterplanten zo hard dat sloten ervan verstopt raken. Dus als er grote waternavel en parelvederkruid opduiken, grijpt het waterschap in, zegt Marianne.

Vis maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de waterkwaliteit, vertelt de ecoloog. In gezond water zitten verschillende soorten vissen. ‘Snoeken eten bijvoorbeeld jonge karpertjes. Karpers zijn bodemwoelende vissen, dus als je alleen maar karpers in je water zou hebben, dan heb je troebel water. Er moet evenwicht zijn. Dus wel een paar karpers, maar niet te veel karpers, wel een paar brasems, niet te veel brasems; van alles een beetje.’ 

Een keer in de zes jaar wordt de visstand onderzocht. Europese regels schrijven dat voor. Daar kwam in 2018 uit dat er bijna geen zeelt in de oostrand van zuidelijk en oostelijk Flevoland zat, terwijl het water wel geschikt was voor die soort. Nu is Flevoland niet zo plat als het lijkt: aan de Veluwekant is de polder hoger dan aan de IJsselmeerkant. Daarom zitten er overal stuwen in het water (dat zijn een soort drempels in de sloot om het waterpeil op de goede hoogte houden), om te zorgen dat de Veluwekant ook voldoende water heeft. Marianne legt uit: ‘Waarschijnlijk kon die zeelt door de stuwen dat deel van de polder moeilijk bereiken. Want ze kunnen niet over de ‘drempel’.’ 

Marianne staat op de vislift

En daar heeft zij een belangrijke functie. Want om te zorgen dat de vissen overal in de polder kunnen komen, moeten stuwen vispassages hebben, dat is een oplossing om vissen een hoogteverschil bij een stuw of gemaal te laten overbruggen. Daarom zit Marianne er bovenop als er bijvoorbeeld ergens een stuw moet worden vervangen, om te kijken of er een vispassage bij kan. 

Vissen moeten ook de polder in en uit kunnen bij de gemalen. Marianne: ‘Paling bijvoorbeeld gaat voor zijn voortplanting helemaal naar de Sargassozee, dat is bij Mexico in de buurt.’ De jonge aaltjes laten zich met de golfstroom meevoeren naar Nederland en zoeken daar de polder weer op. Daarom zou Marianne graag het gemaal De Blocq van Kuffeler bij Almere ‘vispasseerbaar’ zien. ‘Dat is nog wel erg complex. We kijken naar de wensen van de vis, of we daar überhaupt veilig kan want het gemaal en de dijk die zijn daar niet voor niets en of het betaalbaar is.’ 

Zo vragen de vissen dus veel van Mariannes aandacht. Toch gaat haar verlanglijstje niet alleen over vissen. Een ecoloog heeft altijd iets te wensen. Marianne zou bijvoorbeeld graag zien dat er minder wordt geklepeld: een manier van maaien waarbij de planten worden geplet en er niets overblijft van de vegetatie en de insecten. Wel efficiënt, niet ideaal vanuit ecologisch oogpunt. Maar voor haar collega’s is ze toch vooral ‘die van de vissen’.