Nog even en Waterschap Zuiderzeeland is klaar met de aanleg van in totaal 102 kilometer aan duurzame en natuurvriendelijke oevers in zijn gebied, die tussen 2017 en 2021 op het programma staat. Opzichter watergangen Michel Sollie en projectmanager Teun Molenaar zijn net begonnen met de aanleg van de afgesproken 18 kilometers van dit jaar. Volgend jaar worden naar verwachting de laatste 24 kilometer aangelegd.

Duurzame oevers. Waarom eigenlijk? ‘Omdat die beter zijn voor de flora en fauna. Er ontstaat meer biodiversiteit’, legt Teun uit. Dat komt mede doordat het talud wordt verruimd met een plasberm. Michel: ‘Daardoor ontstaat er een soort plas/dras-situatie van minimaal 30 centimeter diep, waar allerlei andere planten en dieren in kunnen leven.’

Om die reden loopt het talud ook minder steil af. ‘Zo is er meteen meer waterberging mogelijk, want de watergang wordt hiermee verbreed.’ En de traditionele beschoeiing van -meestal- geïmpregneerd of behandeld hout wordt vervangen door een onbehandelde soort, zodat de waterkwaliteit verbetert.

Teun: ‘We voldoen hiermee aan onze doelstelling om voor 2027 te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water, waarbij 40 procent van onze tochten een duurzame of natuurvriendelijke oever hebben.

Ze kunnen weer decennia mee

Zuiderzeeland is al twintig jaar bezig met de aanleg van deze duurzame oevers. In totaal is er na volgend jaar 600 kilometer aangelegd. De duurzame en natuurvriendelijke oevers zijn hun eenmalige investering meer dan waard, stellen Michel en Teun. ‘Ze kunnen weer decennia mee.’       

In de loop der jaren is het proces van de aanleg wel wat gefinetuned, legt Teun uit. ‘Bijvoorbeeld voor de afvoer van de grond die erbij vrijkomt. Soms vervalt die aan de aannemer, maar soms kunnen we die zelf ook hergebruiken.’

Zo werd er afgegraven grond gebruikt voor de aanleg van een extra perceel aan de Knardijk. Daar werden door een dijkopzichter allerlei bloemen, kruiden en grassoorten ingezaaid om ook weer die biodiversiteit te vergroten.

Jaar voorbereiden

Teun: ‘Mensen denken vaak dat het aanleggen van zo’n oever niet zo ingewikkeld is. Maar niets is minder waar. Voor één stuk heb je een voorbereiding van een jaar nodig. De tochten moeten worden ingemeten, er moet archeologisch onderzoek worden gedaan naar de ondergrond, een natuuronderzoek. De bodem moet worden bemonsterd, stikstof berekend, bestekken en tekeningen gemaakt. En dan moeten we ook nog om tafel met de aangrenzende gebruikers. Dat kunnen natuurbeheerders zijn, maar ook vaak boeren. Met iedere betrokkene voeren we gesprekken.’

Subsidie

Het project wordt mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Als de aanbesteding  rond is, kan de uitvoering beginnen. Michel: ‘Dan kan ik aan de slag, Teun is meer actief in het voortraject.’

Verschillende aannemers die via een aanbestedingstraject hebben ingeschreven op het project, leggen de oevers uiteindelijk aan. Dit jaar was dat langs de Bijltocht, Houtribtocht en Neushoorntocht (gemeente Lelystad), Colijntocht (gemeente Dronten), en Nagelertocht (gemeente Noordoostpolder).

 ‘Het is een klus van heel veel mensen’, verzekert Teun. ‘Ja, bij de uitvoering is het best druk. Er is veel overleg met aannemers, aangrenzende  boeren of natuurorganisaties. Maar het is erg leuk om te doen en heel afwisselend.’

Vergaderen via schermpjes

Corona gooide de planning van dit jaar voor de aanleg van de oevers niet heel erg in de war. ‘De uitvoering kon gewoon doorgaan, maar wel iets later dan gepland omdat corona zorgde voor een latere aanbesteding. De werklieden van de aannemer moesten alleen een tijdje in aparte auto’s komen, omdat ze niet samen mochten rijden. En vergaderen via schermpjes ging prima’, vertelt Michel.

Teun: ‘Bij het waterschap werkten we al veel digitaal, dat kwam nu heel goed uit. Door al dat beeldbellen heb ik de afgelopen tijd sommige mensen vaker gezien dan hiervoor.’ Michel: ‘Maar toch miste ik de gezelligheid van ons regiokantoor wel. De gesprekjes, de lol die we samen hebben. Ja, wat dat betreft is het fijn dat we soms weer naar kantoor kunnen.’