De bestuurlijke strafbeschikking is een handhavingsinstrument dat het proces-verbaal voor minder zware overtredingen vervangt.

Per 1 mei 2012 is het instrument van de bestuurlijke strafbeschikking voor de waterschappen in beeld gekomen. Dit handhavingsinstrument vervangt het proces-verbaal voor een aantal minder zware overtredingen en lijkt op het proces van bijvoorbeeld een parkeerboete. De lijst met mogelijke overtredingen staan vermeld in het zogenaamde feitenboekje. Voor elk feit (elke overtreding) geldt een standaard boetebedrag. Dit verschilt echter wel of de overtreder een persoon of een bedrijf is. Voor de bestuurlijke strafbeschikking wordt een verkort proces-verbaal opgemaakt door het waterschap, die vervolgens naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) wordt gezonden. Het CJIB handelt de procedure verder af en stuurt de boete naar de overtreder. Indien u het niet eens bent met de oplegging van deze sanctie kunt u in verzet gaan bij het Openbaar Ministerie (OM).

Indien u vragen heeft over de toepassing van de bestuurlijke strafbeschikking, kunt u contact opnemen met het team Watertoezicht van het waterschap, telefoonnummer (0320) 274 911.

Veel gestelde vragen

1. Waarom is de bestuurlijke strafbeschikking in het leven geroepen?

Met de bestuurlijke strafbeschikking kan snel een tik op de vingers worden uitgedeeld. Het instrument zal bijdragen aan een verhoging van het naleefgedrag. Verder biedt de bestuurlijke strafbeschikking efficiencyvoordelen. Daarnaast vormt het instrument voor de uitvoeringspraktijk van waterschappen een goede aanvulling op de bestaande bestuursrechtelijke instrumenten (bestuursdwang, dwangsom).
Door de buitengerechtelijke afdoening wordt de rechterlijke macht ontlast.

2. Voor welke overtredingen is het waterschap bevoegd een bestuurlijke strafbeschikking op te leggen?

Voor overtredingen uit bijlage II (de "feitenlijst") van het Besluit OM-afdoening. Wanneer een overtreding van een feit uit de feitenlijst, gelet op de ernst of de aard van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij wordt begaan of de persoonlijkheid van de overtreder, niet meer eenvoudige van aard of ernst zijn, vormen de zogenaamde contra-indicaties de afbakening voor de bevoegdheid van het waterschap. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan hiervoor nog wel proces-verbaal opmaken, maar draagt de zaak ter afdoening over aan het OM.
De contra-indicaties zijn te vinden in de feitenlijst en in de strafvorderingsrichtlijn van het OM.

3. Aan wie kan geen bestuurlijke strafbeschikking worden opgelegd?

Geen bestuurlijke strafbeschikking kan worden opgelegd voor feiten die zijn begaan door:

  • minderjarigen en
  • door een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 7 Grondwet.

4. Wat is het wettelijk kader?

De Wet OM-afdoening introduceert de bestuurlijke strafbeschikking in het Wetboek van Strafvordering. In art. 257ba van het Wetboek van Strafvordering is de bevoegdheid om een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen toegekend aan de bij AMvB aan te wijzen personen of lichamen die met een publieke taak zijn belast. In deze AMvB, het Besluit OM-afdoening, worden de grenzen die daarbij in acht moeten worden genomen, vastgesteld. Bijlage II van deze AMvB vormt de lijst met overtredingen waarvoor de bestuurlijke strafbeschikking kan worden opgelegd.

5. Wat verandert er aan de rolverdeling tussen het bestuur en justitie in het traject van de bestuurlijke strafbeschikking?

In het kort komt het neer op het volgende. Het bestuur vaardigt de strafbeschikking uit, het CJIB int de geldboete en het OM handelt eventueel het verzet (beroep) af. Waar nodig, pleegt het OM overleg met bestuur en/of vraagt om aanvulling op het proces-verbaal.

Heeft u gevonden wat u zocht?